Beelden van Parijs, de vooravond van Quatorze Juillet  2011

 

In een eeuwenoude stad is het deze duizelingwekkende geschiedenis die me het hoofd op hol brengt. Ik dwaal door de straten, zoals eens grote schrijvers en dichters die nog bij mij wonen in hun nagelaten werken. De jaren des onderscheids, de dood in het hart, overpeinzingen van een eenzame wandelaar, de tweede sekse... Ze liepen hier, beschreven wat ze zagen in mensen die voorbij gingen. De kunstenaars maakten hun wereld in kleur en in steen. Parijs, stad waar de grote namen werden geboren. Maar ook de stad van de vele kleine, ongenoemde namen. de ongeziene sterveling die vocht voor zijn dagelijks brood, de arme parijzenaar, de vrouw met de zorg om vele kinderen in een te klein en koud huis. De vergeten namen die niet meer tellen, maar hier als helden vochten voor hun vrijheid. Ze zitten er nog steeds, de sterveling zonder naam, zonder plaats, daar, op het plein van Centre Pompidou. Een kleine man, een kleine vrouw, tandenloze roma's, zagend op hun snaarinstrument. In een kort moment van pauze tellen ze de opbrengst van vandaag. Ook zij zijn Parijs. Onder het gezicht van George Pompidou die zegt dat kunst in discussie moet brengen, moet betwisten en protesteren. Deze kleine Roma-vrouw, deze kleine Roma-man, zijn de kunstenaars van Parijs, die op hun eenvoudige houten instrumenten waar alleen een valse monotoon uit klinkt, mij vraagt wat nu eigenlijk kunst is. Waarom maken zij geen roem? Welk beeld van Parijs vormen zij, oud en gerimpeld, voor mij, een toerist? Ze vormen een protest tegen de rijkdom en weelde, ze betwisten de verzorgingsstaat en de vrijheid, gelijkheid en broederschap van 1789. Ze knagen aan mijn zorgen die nu onbenullig lijken, aan mijn verwachting van het leven, aan mijn dromen. De toerist kan zich bij dit beeld niet langer wentelen in de vlucht die hun vakantie moet bieden uit het drukke bestaan om de luxe levensstandaard te handhaven. Het Roma-paar prikt onze luchtballon van de gedroomde samenleving genadeloos door. Rauwe kunst die confronteert en protesteert tegen de beelden waarmee wij ons in slaap sussen, beelden van een wereld waar ook de gewone sterveling telt en een ieder van zijn leven een kunstwerk kan maken. Vrijheid is er alleen als je kunt betalen en broederschap telt alleen voor wie mee kan rennen in het tempo van de welvaartsmaatschappij. Niet voor de zwerver, die, zonder iemand, tegen de avond zijn plek zoekt op het ondergrondse metrostation Bastille van lijn 1. Iets meer dan drie honderd jaar geleden brak de revolutie boven zijn hoofd los. Een opstand van de armen tegen de ongelijke verdeling van rijkdom in hun land. De zwerver  heeft inmiddels zijn kleine verworven schatten, het is niet veel, naast zich uitgestald. Alsof hij voor de nacht zijn huisje heeft gebouwd. Hij wentelt zich onder wat een deken hoort te zijn. Niemand wenst hem een goede nacht. Dan komt de metro in snelle vaart en ontneemt mij het beeld van deze Parijse sterveling. Ik ben onderweg naar mijn tent in de groene long van deze stad, aan de vooravond van het feest van de revolutie. 

© Inge Boef

 

 

ingeboef.nl © 2011