Elk mens een naam – gedachten bij kerst 2008

 

Sinds jaren heb ik heel bewust kerst gevierd. Het begon al met de Adventstijd, de tijd van verwachting. In de gemeente waar ik nu al enkele maanden trouw kom, waren Marjanne en ik door een van de voorgangers gevraagd om de tweede Adventsdienst voor te bereiden. Ik heb een beeldmeditatie bij de eerste vier verzen van Jesaja 40, bezongen in Handels Messiah, in elkaar gezet. Dit deed mij vragen stellen als: wat is mijn verwachting, mijn troost? Welke woestijnen zie ik in 2008 om mij heen? Maar de belangrijkste vraag is toch: hoe bereid ik als gelovige en wij als gemeente de weg van de Messias, de Vredevorst, in de woestijnen van deze tijd?

Als ik werkelijk geloof in het Vredesrijk dat gaat komen, het rijk waar elk mens zijn naam in vrede dragen zal, zoals Huub Oosterhuis het zo mooi dicht, op welke manier tref ik dan zelf de voorbereiding van dit rijk? Op welke manier probeer ik deze verwachting zichtbaar en tastbaar te maken voor de mensen om mij heen?

 

Deze vraag heeft me sindsdien niet meer losgelaten. Hier en daar lees ik wat en word ik geïnspireerd door mensen die in ruimte en tijd weliswaar ver van me afstaan maar me helpen om antwoorden op deze vraag te formuleren. Het lijkt echter zoveel makkelijker om tegen de achtergrond van lijfelijke gebondenheid en gevangenschap concreet een steen te worden die helpt om het Vredesrijk te bouwen. Immers, die achtergrond doet je realiseren dat vrede en vrijheid geen vanzelfsprekendheid maar juist een gave zijn.

Maar ik...? Levend in een land waar ik, relatief, vrij ben?

Een aantal dagen geleden keek ik naar Oorlogswinter, een prachtige maar ernstige film. En tijdens het kijken besefte ik hoe sterk de jongere generatie geen benul heeft van oorlogstijd. De kloof tussen ‘toen’ en ‘nu’ wordt steeds groter. Oorlogstijd, een tijd waarin het wantrouwen in de lucht hangt en zijn angst verspreidt, een tijd waarin een vriend een vijand blijkt te zijn. Maar ook een tijd waarin mensen de kans hebben een groot offer te brengen, een leven te geven voor een ander. Het is een kwijnend besef in onze westerse wereld waar we alle mogelijkheden hebben om onszelf te ontplooien, we vergeten zijn hoe men vroeger tegen de hardheid van het bestaan probeerde een leven op te bouwen, het ons aan niets ontbreekt en vrijheid eerder als recht dan als opgave ervaren wordt.

 

Dan keer ik terug naar die woorden van Huub Oosterhuis:

 

“ Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen

 

Of ergens al de wereld daagt

 

Waar mensen waardig leven mogen

 

En elk zijn naam in vrede draagt”

 

Het Rijk dat komen gaat, Gods rijk, waar een ieder met zijn eigen naam aan mag deelnemen. Een naam hebben, dat is je gekend weten. Een naam hebben, je gekend weten, wordt gedragen op de liefde. Je gekend weten in je grootse momenten én je diepste dalen. Je gekend weten tegen de achtergrond van wie je was, ooit eens, toen en daar. Je gekend worden in wie je worden gaat, ooit eens, hier en nu. Zoals Jezus mensen een naam gaf. “Zacheus, kom vlug uit de boom!”

We worden door Jezus zelf weggeroepen achter onze verschuiling vandaan, van datgene wat ons onzichtbare veiligheid lijkt te bieden. Van datgene wat ons onzichtbaar maakt voor de mensen om ons heen, van datgene wat we onzichtbaar proberen te houden voor de ander. Jezus wil ons meer dan een naam geven, Hij geeft ons een gezicht. Een stem. En daarmee de kracht om ons leven een andere wending te geven. Een nieuwe functie: bouwvakker in het Vredesrijk.

 

Kerst 2008. Ik word geroepen om mensen een naam en een gezicht te geven. Om ze zichtbaar te maken, achter de vooroordelen, waar ik ze achter verborgen houd, vandaan. Concreet kreeg dit vorm op eerste kerstdag. Ik zat aan een ‘kerstdiner’, met zorg en aandacht bereid door een ex-gedetineerde. Speciale zorg had hij besteed aan de twee moslims in het gezelschap: hun kerstdiner was uiteraard halal. Een gemeleerd gezelschap, bij elkaar om de geboorte van Christus te vieren, het Kind van de Vrede. En aan het eind van de avond zongen we, christenen en moslims, ter afsluiting Jeruzalem Vrede toe. Het haalde herinneringen en gedachten op van mijn reis afgelopen zomer en bezorgde me kippenvel. De stad van Vrede heeft zo hard de Vrede nodig.

 

Kerst duurde maar twee dagen. De illusie van kerst als de komst van het Kind van Vrede lijkt in eens weer weggevaagd. De bommen vallen op Gaza waar sindsdien - tot het moment waarop ik dit schrijf - al weer meer dan 360 doden zijn gevallen. En naast deze doden weer duizenden mensen die de verstikte wanhoop en moedeloosheid in hun hart voelen, met daaraan gekoppeld de haat van het onrecht, van ongelijke kansen. Haat die op zijn beurt weer haat oproept. Mensen, semieten, die tegenover elkaar staan en in elkaars gelaat de mens niet meer herkennen.

 

Ik zie de beelden en lees de berichten en het kind in mij ziet de wereld niet dagen waar mensen waardig leven mogen en kunnen. Het ziet echter een wereld waarin mensen verblind worden door arrogantie, hebzucht en waar de vrijheid uitgehold wordt tot de vrijheid van de een ten koste van de vrijheid van de ander.

En ik besef me in eens dat ik wel degelijk leef tegen de achtergrond van gebondenheid en gevangenschap in de wereld.

 

De aarde is een woestijn. Dor met hier en daar een oase, bronnen van leven. Hoor, een stem die roept in de woestijn! God roept mensen bij de naam zodat er stemmen klinken gaan.

Zolang die stemmen er zijn en spreken van een Rijk dat komen gaat is er hoop, wordt mensen, die zich soms door de wereld ongezien en verlaten voelen, juist door mensen, maar bovenal door God, een naam gegeven. En met de naam een gezicht én bestaansrecht!

 

© Inge Boef

 

 

 

ingeboef.nl © 2008