God als vreemdeling

- de eerste lijdensweek -

               

Op weg naar Pasen begin ik met een oud verhaal uit het Eerste Testament. Het verhaal van een man die met de moed der wanhoop op weg is naar verzoening: Jakob. De schuld en schaamte drukken zwaar op hem en doen hem verlangen naar verlossing daarvan. En er is maar één weg: terug naar Esau, zijn broer die hij diep bedrogen heeft om zijn eigen macht en status te verkrijgen. Na dit bedrog was hij bij zijn broer weggevlucht en bij zijn oom Laban gaan wonen. Een plek waar hij zich nooit thuis heeft gevoeld, zo blijkt uit Genesis 32: 4 waar Jakob tegen Esau laat zeggen dat hij als vreemdeling bij Laban heeft gewoond. De geschiedenis met zijn broer blijft aan hem knagen tot het moment dat hij besluit om de vrede en verlossing te zoeken. Om de kans op die verzoening groter te maken stuurt Jakob een geschenk voor zich uit in de hoop dat dat Esau goedgunstig zal stemmen (Gen. 32:20) en hij hem daarna in zijn ogen kan kijken.

Maar voor het zover is moet Jakob nog door de nacht. Een nacht waarin hij aangevochten wordt totdat het licht wordt. Hij worstelde met een vreemdeling die hem om zijn naam vroeg maar die zelf zijn naam niet wilde prijsgeven. Jakob verlangt maar één ding: de zegen te verkrijgen. Steeds weer dat intense verlangen van Jakob naar zegen, naar bevestiging van zijn bestaan. In die nacht wordt er een nieuwe identiteit in Jakob geboren waardoor hij een nieuwe naam krijgt: Israël, strijder met God. In Jakob’s ervaring heeft hij gestreden met God, in de worsteling met de vreemdeling heeft hij het gezicht van God gezien (Gen. 32:30).

God als vreemdeling – het is een van de vele beelden waarmee de personen in de Bijbel, het boek waar ik steeds meer van ga houden, spreken over  God. In dat spreken drukken zij uit hoe zij God hebben ervaren, hoe zij God ontwaren in het leven van alledag.  In die nacht van angstig twijfelen of zijn broer Esau hem wel weer in de ogen wil kijken en hem  wil aanvaarden als het broertje dat hij desondanks is gebleven,  ervaart Jakob zijn worsteling als een ontmoeting met God. Voordat hij zijn broer Esau in de ogen kijkt, kijkt hij God in de ogen. Hoewel een vreemdeling, komt God toch zó dichtbij dat God zich in zijn ogen laat kijken. God als vreemdeling – wat heeft dit beeld van God mij te zeggen op weg naar Pasen?

Iemand is een vreemdeling voor mij als hij of zij buiten de grenzen valt waarmee ik mijn omgeving orden. In mijn ontmoeting met de vreemdeling stuit ik op mijn grens: het is iemand die anders is dan ik. Een andersheid die mij bevreemd. Iemand is een vreemdeling voor mij zolang ik die persoon geen ‘thuis’ gegeven heb, geen plek gegeven heb waardoor ik zijn of haar anders-zijn kan aanvaarden. God als vreemdeling betekent dan voor mij dat God niet binnen mijn eigen aangebrachte grenzen past, dat God mij vraagt om over mijn grenzen heen te stappen en God een thuis te geven in mijn leven . Hierbij gaat het om mijn grenzen van teleurstelling, verbittering, gekwetstheid, van eigen maar valse zekerheid. Het zijn mijn grenzen van de dood, de grenzen waar ik zelf opstuit in mijn zoektocht naar vrede en verzoening. Juist in die zoektocht worstel ik met Iets wat vreemd is aan mijn eigen aard, maar wat mij juist over mijn eigen grens heen tilt en mij een nieuwe identiteit geeft. Net als bij Jakob. In de nacht worstelde hij met God. De weg naar verzoening is een worsteling waarbij je soms lamgeslagen wordt van de angst. Maar in de worsteling wordt Jakob  gezegend en met nieuwe kracht kan hij zijn broer gaan ontmoeten, zich met hem  verzoenen en weer bij Esau thuis komen. Op het moment dat Esau zijn broer met open armen ontvangt en Jakob zijn broer Esau ziet, zegt hij:

Want je hebt me met open armen ontvangen; toen ik je zag was het alsof ik oog in oog met God stond’.

Wanneer we de verzoening bereiken, wanneer we weer bij elkaar thuis kunnen komen, is het alsof we God in de ogen kijken. Op weg naar Pasen is God de vreemdeling waar we mee worstelen op onze weg naar verzoening, is God de vreemdeling die er is in de nacht en in de strijd. Om ons te zegenen, om ons in de ogen te kijken en om ons te laten Léven!

 

HET GEBED VAN JAKOB

God, wie bent u

als ik in de nacht

zoek naar mijn leven?

God, wie bent u

als ik worstel om

mijzelf en de ander te herstellen?

Bent U die vreemdeling

die me uitdaagt

een stap te zetten

om de ander te omhelzen?

Bent U die vreemdeling

die me oproept

mijn eigen angst

te boven te komen?

Bent U die vreemdeling

die me doet opstaan

en me zegent?

En mag ik U dan zien

in de ogen van hem

met wie ik mij verzoen?

   

 

 

ingeboef.nl © 2010