Het nachtelijk onthaal
Hoe zal de nacht mij binnenhalen
In vlammen die alles achterlaten
tot geen huid meer is en ik
als stof en as overlijf.
In golven die gulzig opslokken
mijn adem die water wordt
en mij verzoent met de eeuwige oceaan.
Traag als een vijand beslopen
lang verwacht, een welkom onthaal
na onhoudbare pijn en oorlog van binnenuit.
In een ogenblik slechts
van onnozelheid of dodelijke woede
godvergeten haat om wat een mens is.
Of stilletjes zachtjes wegglijden
een warme hand die kouder wordt
en een laatste liefdevolle kus.
Als bij elke ademtocht
sterven en vreedzaam
verzinken in het Al
dat was, is en altijd weer komt.