Namen Noemen
- over eenzaam sterven -
Eenzaam sterven – dat is iets wat de meeste mensen vrezen. Toch overkomt het velen. Daar werd ik bij stilgezet toen ik dinsdagavond Seintje Bos hoorde spreken over haar werk bij Stichting Eenzame Uitvaart. Sinds 2002 wordt in Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam een bijzonder saluut gebracht aan die overledenen, waar anders niemand hun uitvaart zou bezoeken. Dichters schrijven voor iedere eenzame uitvaart een gedicht en lezen dat bij de uitvaart voor.
Terwijl ik luister probeer ik me er een voorstelling bij te maken. Mensen die eenzaam zijn, niemand om zich heen hebben die bij hen blijft tot het laatste eind. In stilte en verborgenheid gestorven. Zoals Stevano. Zijn naam wordt genoemd om ons een beeld te geven hoe zo’n uitvaart gaat. Het is vreemd om met een veertig tal mensen in een kerk de naam van Stevano te horen noemen en kennis met hem te maken door het verslag van de dichters die dienst deden bij zijn uitvaart. Door wie is zijn naam genoemd tijdens zijn leven? Nu wordt zijn naam genoemd en zijn verhaal raakt mij, en de mensen die om mij heen zitten, diep. Een zwerver, 47 jaar, geboren in Italie, gevonden langs de A12. Hij moet er maanden hebben gelegen. Niemand die hem miste.
Wellicht is het de keerzijde van de wending naar het subject, zoals we dat sinds de verlichting zo mooi zeggen. Wellicht werd Stevano verwelkomt toen hij geboren werd – zoals bij de meeste mensen het geval is. Verwelkomt in de gemeenschap van mensen. Maar er kwam een moment of misschien eerder een fase waarin Stefano buiten de gemeenschap van mensen viel, het lukte de gemeenschap niet betekenis te geven aan het leven Stevano. Hij is iedereen ontglipt. Hij doolde rond in eenzaamheid tot aan zijn laatste adem toe. De titel van het gedicht dat Ingmar Heytze voor Stefano geschreven heeft is toepasselijk voor de voorstelling die ik maak van het leven van Stefano:
PASSANTEN
In memoriam Stefano Maffeis, 1961-2008
Stefano, vannacht vloog ik over je geboortedorp,
waar vijfduizend zielen verblijven tussen onmogelijk
groene bergen. Jij trok daar via via vandaan, er moet
iets zijn geweest waardoor je liever verdween, later,
tussen matzwart asfalt en de loodgrijze hemel boven
een tongbrekend land. Ik vraag me af of je soms ging
toen ik passeerde op mijn zwarte Vespa, zoals altijd
met de dood in het hart onderweg naar een afslag.
Een mens verdwijnt niet na een vingerknip, als
een konijn in de hoed van een goochelaar (maar
dan achterstevoren) – het lijkt meer op het verval
van een beschaving, met achterlating van duidelijk
zichtbare restanten. Als het zo bedacht was, is
het mooi bedacht, verdwijnen naast een weg waar
alles altijd door blijft razen. Maar je laatste tien
kilo liggen voor me, gevonden door een passant,
genoeg voor een kleine vijfhonderd zielen van
eenentwintig gram. We zullen alles zo begraven
dat je niet meer terug hoeft naar de dalen
van Gazzanigo. We laten je gaan zonder grote
verhalen of weidse gebaren, Stefano, we laten
je gaan met je raadsels en je vreemde wegen,
we groeten je verlegen, als onzekere passanten
in een schaars verlichte tunnel door de nacht –
rust zacht.
© Ingmar Heytze, 2008