Van Kerstkind naar Paaskind
– een kleine jongen zal ze hoeden (Jesaja 11:6) -
Aan het begin van de Veertigdagentijd luisterde ik weer eens bewust naar de cd “The Cry – a requiem for the lost child”. In 8 delen volgt composer Adrian Snell een aantal onderdelen van het requiem waarin hij in Bijbelteksten, verhalen en gedichten het verhaal vertelt van kinderen die leven in onderdrukking, oorlog, doodsangst en geweld. In dit project heeft hij gedichten verwerkt van kinderen uit de tweede wereldoorlog, maar ook uit Libanon, ex-Joegoslavie, Rwanda, Ierland etc.
Het gedicht van het joodse meisje Eva Pickova heeft me vanaf het eerste gehoor, toen ik een jaar of 15 was, indringend aangesproken. Zij schreef dit gedicht toen ze 12 was en gevangen zat in Terezin. Tijdens een vakantie in Tsjechie toen ik 12 was heb ik met mijn ouders en broer dit kamp bezocht. Hier werden veelal kunstenaars door de nazi’s vastgezet. Ik herinner me niet heel veel meer van dit bezoek. Wel herinner ik me de barak met talloze tekeningen die kinderen daar gemaakt hebben. De vele vlinders die zij tekenden stonden symbool voor het verlangen naar vrijheid, vleugels te hebben om weg te vliegen van alle ellende. Vier jaar later bracht ik een bezoek aan Auschwitz. Dat herinner ik me nog goed, het heeft een diepe indruk op me achter gelaten en me ook erg gevormd in mijn denken. Eva Pickova stierf hier in 1943.
In Terezin dichtte zij het gedicht "Fear", over de beklemming van angst die zij voelde voor haar dood:
Today the ghetto knows a different fear
Close in its grip, death wields an icy scythe
An evil sickness spreads a terror in its wake
The victims of its shadow weep and writhe
Today a father’s heartbeat tells his fright
And mothers bend their heads
Into their hands
Now children choke
And die with typhus here
A bitter tax is taken from their bands
My heart still beats inside my breast
While friends depart for other worlds
Perhaps it’s better – who can say
Than watching this, to die today...?
Het gedicht is nog niet af , maar met name in dit laatste couplet weerspiegelt zich een angstige beklemming. Het hart klopt nog wel, maar lééft niet meer.
Zou het niet beter zijn om vandaag te sterven, dan deze ellende nog langer aan te moeten zien? Dat is de vraag die Eva stelt. Het lijden is te groot, is er nog een menswaardig leven mogelijk?
Het is niet alleen de tekst die me aanspreekt. Ook in de muziek hoor je een opeenstapeling van de angst. Een beklemmend gevoel roept dat op. Dan volgt een prachtig viool- en pianospel die met dezelfde opbouw de kracht van ‘het leven - desondanks’ aankondigt, wanneer Eva haar gedicht vervolgd met een schreeuw voor leven uit haar jonge hart:
No, no, my God, we want to live!
Not watch our numbers melt away
We want to have a better world
We want to work – we must not die!
Laat ons niet sterven, maar bouwen aan een betere wereld!
In het zelfde project haalt Adrian Snell de woorden van Ely Wiesel aan:
“I belong to a tradition that believes that the death of a single child is a blemish on creation”.
Het lijden, de dood van een enkel kind is niet alleen een smet op de schepping. Het is een bron van algehele vertwijfeling in het Leven, in het geloof in een goede God. Een heftige blokkade om te bouwen aan een betere wereld.
Zoals Iwan Karamazov, in Dostojewski’s roman De Gebroeders Karamazow, het verlangen kent om te geloven, maar tegen gehouden wordt door het onschuldige lijden van kleine kinderen:
“En als het lijden van de kinderen de noodzakelijke aanvulling vormt van het totaal aan leed nodig om de waarheid te bereiken, dan verklaar ik van tevoren dat die hele waarheid zo’n prijs niet waard is”, zegt hij in een gesprek met zijn gelovige broer Aljosja.
Wereldwijd sterven er miljoenen kinderen op vele manieren. Op vele manieren wordt het opkomende leven in de kiem gesmoord. En daarmee het geloof in het Leven.
De Veertigdagentijd maakt mij bewust van het lijden, de gebrokenheid in de wereld. Van elk kind dat zijn stem, zijn naam ontnomen wordt. Van elk kind dat een nummer wordt wat lijkt te vervagen. Van elk kind in onszelf dat er ooit eens was. Dat kind mag er weer zijn. Dat is het geheim van Pasen. De duistere nacht van het geloof waarin het sterven van Jezus de cruciale rol speelt voor de heelmaking van de mens, van onszelf, als weg naar het Rijk van God (E. Schillebeeckx, Mensen als het verhaal van God).
Dáár worden we weer als kinderen, die vol vertrouwen en overgave deelnemen aan het Leven. Dat geheim van Pasen dragen kinderen met zich mee: overgave aan het Leven, door de angst en door de dood heen. Wij kunnen dat van kinderen leren als we op die manier naar kinderen leren te kijken. En zo zullen zij ons kunnen leiden naar een wereld waar geen angst meer is.
Zoals de starets Zosima er verderop in de roman van Dostojewski op wijst:
“Hou vooral veel van kinderen, want ook die zijn zonder zonde, zoals de engelen, en hun leven ontroert ons, zuivert onze harten en is voor ons een teken”
Een requiem voor het verloren gegane kind. Maar Pasen eindigt met de woorden naar aanleiding van Jesaja 11:
“And a child shall find them, free them, lead them, from the lonely prison of the heart (…)
And a child shall lead them, to a land of freedom, where darkness is forever turned to day.
Where the world was broken, wounded, weeping,
then a child will kiss the tears away”
Zo stierf Jezus als Jood, als Kind van God aan het kruis. En stond op als een uiteindelijke overwinning van de beklemmende angst van de dood en het smoren van de miljoenen kinderstemmen vandaag de dag. Als teken van Leven om te werken aan het onverwoestbare Rijk van God. |